PR

オランダ語メモ　キホンのキ

日々の生活

2023.01.282023.03.10

日々の生活

オランダ語

私の場合、オランダの滞在は1年間の予定なので、オランダ語はすらすら会話ができるようになることが目標ではありません。
それでも最低限おさえておいた方が過ごしやすいだろうな、という言葉をまだわかる英語と対応させたメモとして残していきたいと思います。

※独学でまとめているので、細かな間違いはあるかもしれません。お気づきの際はご指摘ください。

目次

冠詞・代名詞
zijn動詞（be動詞）
動詞
1. 弱変化動詞（規則変化）
助動詞
疑問詞
接続詞
1. 並列接続詞
オランダ語特有の分の構成

冠詞・代名詞

冠詞

オランダ語の名詞には、ドイツ語のように性があります。
男性名詞、女性名詞、中性名詞、というよりはde-語、het-語として表示されるようです。

	English	Dutch
不定冠詞	a	eenウン
定冠詞	the	deデ
定冠詞	the	hetヘット

deが付くのか、hetが付くのか、これはもう単語とセットで覚えるしかなさそうです。
そしてこれらはどうも冠詞だけではなく形容詞など他の単語まで活用するみたいなので、なかなかです…。

決まっているルールとしては、複数形はすべてde-語になることとか。

指示代名詞

	this	that
de- 単数	dezeデーゼ	dieディ
het- 単数	ditディット	datダット
複数名詞	dezeデーゼ	dieディ

人称代名詞

	単数形			複数形
１人称	I		ikイク	we	wijウェイ / weウェ
２人称	you	(親称)	jijイェイ / jeイェ	you	jullieユゥリィ
２人称	you	(敬称)	uウ	you	uウ
３人称	he		hijヘィ	they	zijゼィ / zeゼ
	she		zijゼィ / zeゼ
	it		hetヘット

所有格と目的格

単数形

	主格（～は）		所有格（～の）		目的格（～を、～に）
私	I	ikイク	my	mijnマィン	me	mijメィ / meメ
きみ（親称）	you	jijイェイ / jeイェ	your	jouwイォゥウ / jeイェ	you	jouイォゥ / jeイェ
あなた（敬称）	you	uウ	your	uwウゥ	you	uウ
彼	he	hijヘィ	his	zijnゼィン	him	hemヘム
彼女	she	zijゼィ / zeゼ	her	haarハーァル	her	haarハーァル
それ	it	hetヘット	its	zijnゼィン	it	hetヘット

複数形

	主格（～は）		所有格（～の）		目的格（～を、～に）
私たち	we	wijウェイ / weウェ	our	onzeオンゼ	us	onsオンス (onzeオンゼ)
きみたち（親称）	you	jullieユゥリィ	your	jullieユゥリィ	you	jullieユゥリィ
あなたたち（敬称）	you	uウ	your	uwウゥ	you	uウ
彼ら、それら	they	zijゼィ / zeゼ	their	hunフン, haarハーァル	them	henヘン, hunフン, zeゼ

zijn動詞（be動詞）

English	Dutch		English	Dutch
I am ~.	Ikイク	benベン ~.	We are ~.	Wijウェイ / Weウェ	zijnゼィン ~.
You are ~.	Jijイェイ / Jeイェ	bentベント ~.	You are ~.	Jullieユゥリィ	zijnゼィン ~.
You are ~.	Uウ	bentベント ~.	You are ~.	Uウ	bentベント ~.
He is ~.	Hijヘィ	isイス ~.	They are ~.	Zijゼィ / Zeゼ	zijnゼィン ~.
She is ~.	Zijゼィ / zeゼ
It is ~.	Hetヘット

動詞

弱変化動詞（規則変化）

人称	動詞形
ik	stam
jij / u , zij / hij	stam + t
wij , jullie , zij	stam + en

luisteren(=listen)
ik	luister
jij / u , zij / hij	luistert
wij , jullie , zij	luisteren

denken(=think)
ik	denk
jij / u , zij / hij	denkt
wij , jullie , zij	denken

zeggen(=say)
ik	zeg
jij / u , zij / hij	zegt
wij , jullie , zij	zeggen

助動詞

hebbenヘベン(=have)
Ik	heb	Wij / We	hebben
Jij / Je	hebt	Jullie	hebben
U	heeft	U	heeft
Hij	heeft	Zij / Ze	hebbeen
Zil
Het

kunnnenクンネン(=can)
Ik	kan	Wij / We	kunnnen
Jij / Je	kunt	Jullie	kunnnen
U	kunt	U	kunt
Hij	kan	Zij / Ze	kunnnen
Zil
Het

moetenムゥッテン(=must)
Ik	moet	Wij / We	moeten
Jij / Je	moet	Jullie	moeten
U	moet	U	moet
Hij	moet	Zij / Ze	moeten
Zil
Het

mogenモーゲン(=may)
Ik	mag	Wij / We	mogen
Jij / Je	mag	Jullie	mogen
U	mag	U	mag
Hij	mag	Zij / Ze	mogen
Zil
Het

willenウィレン(=will)
Ik	wil	Wij / We	willen
Jij / Je	wilt / wil	Jullie	willen
U	wilt	U	wilt
Hij	wil	Zij / Ze	willen
Zil
Het

zullenズレン(=shall)
Ik	zal	Wij / We	zullen
Jij / Je	zult / zal	Jullie	zullen
U	zult	U	zult
Hij	zal	Zij / Ze	zullen
Zil
Het

疑問詞

English	Dutch	Japanese
how	hoeフゥ	どのように
what	watウァット	何が、何を
where	waarウァーァル	どこに、どこで
who	wieウィ	誰が
when	wanneerウァネーェル	いつ
which	welkウェルク	どちら、どの

接続詞

並列接続詞

English	Dutch	Japanese
and	enエン	そして
but	maarマァール	しかしながら
because	wantウァント	～だから
or	ofオフ	あるいは
so	dusダス	要するに、つまり

オランダ語特有の分の構成

オランダ語は英語に近い、と聞いていたものの勉強してみるとやっぱ違う言語だと実感します。

英語とは明らかに違うポイントは

疑問文は、動詞＋主語～.になる。（英語のようにDoやDoesは使わない）
助動詞を使うと、本動詞は一番最後になる。
時間と場所では時間を先に言う。

こんなもんじゃないけど、とりあえずこんなところです。

少しずつ、勉強しながら書き足していきます。

コメント

タイトルとURLをコピーしました